Sociaalwerk als bindmiddel voor samenwerking en preventie
Directeur Lex Staal van Sociaal Werk Nederland stelt in een interview dat preventie niet goed werkt in combinatie met de individualistische samenleving waar we in zijn terecht gekomen. In dit interview vertelt Staal wat hij precies als preventie ziet, en hoe dit bevorderd kan worden.
Preventie en het individualisme waarin onze samenleving de laatste decennia is terechtgekomen, zijn tegengestelden. Preventie is van de samenleving, stelt Lex Staal, directeur van Sociaal Werk Nederland, het is collectief. En in de succesvolle invulling ervan is sociaal werk nodig.
In een opinieartikel in Het Parool (eind januari) stelden twee arts-onderzoekers dat de overheid meer moet investeren in preventie en dat het preventieakkoord hiervoor hooguit een goed begin is. Ze richtten hun boodschap niet tot het ministerie van VWS, maar tot het kabinet Rutte IV. Terecht, want preventie moet niet het uitgangspunt zijn in de zorg, maar in de samenleving.
Maar wat is preventie dan, is dat ‘slechts’ voorkomen dat mensen ziek worden? Nee, dat is te smal vindt Lex Staal, directeur van Sociaal Werk Nederland. “Je blijft het dan als een oplossing voor een zorgvraag zien en daar moeten we van af”, zegt hij. “We moeten het benaderen vanuit de sociale omgeving van mensen. Rekening houdend met het feit dat wel sprake kan zijn van een medische component, maar nu gaan we het er pas over hebben op het moment dat de huisarts er een rol in begint te spelen, die vervolgens moet zeggen dat de kern van het probleem niet medisch is. De oplossing zit niet in de medische aanpak. Dat weten we wel, maar we durven het niet goed te adresseren.”
Individualisme versus collectiviteit
Staal verwijst naar de doorgegroeide individualisering in de samenleving. “Die begint al op school en het is ook hoe we de zorg hebben ingericht”, zegt hij. “Preventie hoort juist uit te gaan van collectiviteit, maar dat is dus niet de traditie van de afgelopen decennia. Het regeerakkoord gaat nu wel uit van die collectiviteit, getuige het credo ‘omzien naar elkaar’. Terecht want de mentale gezondheid van de burger is een vraagstuk van ons allemaal.”
Preventie is daarmee van gemeenschappen, stelt Staal. “Dat klinkt flauw, maar het is wel zo”, zegt hij. “Het is de gemeente die er het dichtstbij staat, die moet het faciliteren: wat wilt u, wat kunt u zelf, wat hebt u dan nog van ons nodig? Maar deze vragen worden nauwelijks gesteld.” Minister van sociale zaken en werkgelegenheid Karien van Gennip stelt nu dat ze wil bijdragen aan de verbinding in de samenleving en een ‘rijke schooldag’ voor het bestrijden van kansenongelijkheid. Is dat ook te zien als preventie? “Jazeker”, zegt Staal, “maar laat dan niet de school het organiseren maar de lokale samenleving. Zo’n verrijkte schooldag heeft alleen zin als thuis ook een kansrijke omgeving is. Dus moet het uitgangspunt niet zijn: buiten het schoolhek ben je van een ander. De leefomgeving moet het uitgangspunt zijn. Niet direct medicaliseren als iets niet goed gaat, maar eerst eens met een pedagoog praten. Nu krijgt alles wat even niet lukt direct een zware professionele ondersteuning. Je moet de ggz-problematiek zeker niet onderschatten, maar wel zorgen dat wat daar niet hoort ook niet daar terechtkomt.”
De rol van sociaal werk
In een felicitatiebrief aan Karien van Gennip stelt Sociaal Werk Nederland dat preventie vraagt om nauwe samenwerking tussen basisscholen, kinderopvang en sociaal werk. Waarom ook sociaal werk?
Staal: “Een school of kinderopvang is wel onderdeel van de infrastructuur in een wijk, maar is niet de wijk. De wijk is er 24/7 en sociaal werk kan daar een heel belangrijke rol in spelen om dingen tijdig te signaleren. Dat vergt dan wel dat helder is welke signalen serieus moeten worden genomen en dat er een niet-vrijblijvend netwerk moet zijn waarin partijen elkaar kunnen inseinen als het nodig is.”
Ook Mark Rutte ontving een felicitatiebrief. Hierin benadrukte Sociaal Werk Nederland het belang van de inzet van sociaal werkers, om contact in buurten, meedoen en een gezonde leefstijl voor alle inwoners te bevorderen. “Dat ‘omzien naar elkaar’ staat op zijn conto”, zegt Staal, “vandaar ook voor hem een brief. Sociaal werk is altijd in de buurt, de zorg komt pas als er een indicatietitel is om te declareren. Sociaal werkers hebben die niet nodig, op hen kan de samenleving altijd een beroep doen. En je kunt het ook aan hen overlaten om te bepalen wanneer professionele hulp nodig is. Verbonden zijn zit in het DNA van sociaal werkers. Ze bieden wat we vroeger opbouwwerk noemden, wat door die individualisering verloren is gegaan.”
Rutte heeft nog niet gereageerd. “Maar je moet ergens beginnen”, zegt Staal nuchter. “Gemeenten moeten de ruimte krijgen om hier ongeïndiceerd meer aan de slag te gaan.”
Overheid even niet aan zet
In de Atlas van afgehaakt Nederland waarschuwen auteurs Josse de Voogd en René Cuperus dat de parlementaire democratie niet voor iedereen goed werkt en dat mensen dreigen af te haken of al zijn afgehaakt. Nederland is geen homogeen land, stellen ze. De kansengelijkheid en het vertrouwen in de overheid die Van Gennip en Rutte voorstaan zijn dus ver weg. In hoeverre is een overheid in staat om die weer te herstellen? “De overheid kan dat niet zelf”, zegt Staal. “Daarvoor is te veel gebeurd, kijk naar het Groningse aardbevingsgebied en de toeslagenaffaire. De grootste fout die ze kan maken is er een programma op te zetten. Ze moet de mensen en organisaties zoeken die dit kunnen en die moet ze faciliteren. De overheid moet beseffen dat ze nu even een andere partij – een soort nationale mediation – nodig heeft.”
Een verantwoordelijkheid hierin heeft de overheid echter wel degelijk, stelt Staal. “Ze heeft zeperds begaan en is verantwoordelijk om die te herstellen”, zegt hij. “Tegelijkertijd vraagt dit wel van iedereen in de samenleving een inspanning. Het komt niet vanzelf goed. ‘Omzien naar elkaar’ betekent dat je beseft dat je de teugels in handen hebt om de samenleving ertoe te faciliteren.” In het coalitieakkoord zegt Staal “vooral heel mooie aanzetten hiervoor” terug te vinden. “Maar het is heel slecht gematerialiseerd. Dat kan een bewuste keuze zijn: kijken waar zich de vruchtbare akkers bevinden en die dan de ruimte geven. Maar dan moet de overheid wel de financiële kaders bieden. Waarom staan die er niet bij, terwijl we toch echt weten hoe belangrijk dit is. Ga het er dan niet nog eens een hele kabinetsperiode over hebben.”
Hoopvolle signalen
In antwoord op de vraag of Staal verwacht dat de overheid precies dat – het er nog eens over hebben – wel gaat doen, zegt hij: “Onze sector telt 55.000 mensen die dat niet meer accepteren. Die zijn ook aan het politiseren: ze vinden er wat van en gaan ermee aan de slag. En ik vraag me ook af of de samenleving nog een kabinetsperiode van pappen en nathouden zou accepteren. De Atlas van afgehaakt Nederland zou dan wel eens veel groter kunnen worden, of zelfs extreem. We constateren allemaal wel dat we het goed hebben, maar wat de toeslagenouders is overkomen had ons allemaal kunnen overkomen. Ik zie nog geen landelijke beweging in ‘omzien naar elkaar’ maar ik zie het toch
wel meer dan voorheen en dat stemt mij hoopvol. Veel mensen zitten nog steeds in hun eigen bubbel, maar ik zie ook meer mensen die zeggen: als de overheid het niet doet, gaan we het zelf doen. Zeker bij jonge mensen zie ik dit. Ook die komen voort uit het individualisme, maar blijkbaar zien ze dat onze manier niet heeft gewerkt. Zelf zijn ze ook veel minder materialistisch gedreven. Dat vind ik vertrouwenwekkend.”