Het lijden van kinderen en jongeren is politiek
Associate lector Bert Wienen stelt dat onderwijs en opvoeding weer moeten worden losgeweekt van economische principes. Dan krijgen kinderen en jongeren weer de ruimte om zich te ontwikkelen tot gemeenschapsmens. Hun lijden is gedepolitiseerd en dat staat het normaliseren ervan in de weg.
De gemeenteraadsleden voor zorg en welzijn en voor onderwijs die na de verkiezingen van maart aantreden, hebben een opdracht: de omgang met lijden politiseren. Het gesprek voeren over de vraag of afwijkingen van de norm bij kinderen en jongeren wel altijd als stoornis moeten worden beschouwd. “Ze moeten keuzes maken voor welke kinderen en jongeren ze de jeugdhulp beschikbaar stellen”, zegt Wienen, “en voor welke kinderen aanpassingen in de samenleving nodig zijn die hen gewoon in staat stellen om zich te ontwikkelen tot volwaardig onderdeel van die samenleving. Hierbij hoort ook dat ze zich laren horen in politiek Den Haag, om te zorgen dat jeugdhulp beschikbaar blijft voor kinderen en jongeren met complexe problemen of vragen die om een complex te organiseren oplossing of behandeling vragen.”
Stevige woorden van Wienen, in lijn met zijn stelling tijdens de Mulock-Houwer lezing 2021, dat het lijden van kinderen en jongeren gepathologiseerd, gedepolitiseerd en geprioriteerd is.
Medicalisering
“In onze samenleving zijn we geneigd bij kinderen en jongeren afwijkingen van de norm te problematiseren”, zegt Wienen, “te medicaliseren dus. Daarmee leggen we de schuld bij henzelf. ‘Jij kunt er ook niets aan doen, want je bent ziek. Het ligt aan je…vul maar in: depressie, ADHD, dyslexie, autisme’. Dit is wat ik bedoel met gepathologiseerd.”
En gedepolitiseerd? “Als je het probleem bij het kind legt, hoef je er als politiek niets meer mee”, verduidelijkt Wienen. “Natuurlijk komen hiermee wel steeds meer kinderen in de jeugdhulp terecht, maar daarvoor stel je dan meer geld beschikbaar. Je hoeft als politiek niet meer inhoudelijk het gesprek aan te gaan of na te denken welke besluiten over de inrichting van de samenleving leiden tot die uitval.”
Geprioriteerd tenslotte betekent dat als het lijden eenmaal is vastgesteld, het aanpakken ervan prioriteit krijgt voordat andere zaken – vooral onderwijs – weer aan de orde kunnen komen. “Dan wordt snel gezegd ‘hier is zorg voorliggend’, waardoor verwachtingen continue omlaag bijgesteld worden”, zegt hij. “Weerstand wordt zoveel mogelijk weggenomen volgens de psychologische principes. Terwijl de pedagogiek juist bewust weerstand toevoegt. Het medische komt volledig voorop te staan”, zegt hij. “En dat is een probleem, want het stelt het pedagogische op achterstand. Vanuit de pedagogiek zou je juist zeggen: ‘Het maakt niet uit waarmee je te kampen hebt, we zetten iedere dag een stapje’”
Mensen afschrijven
We zijn het vermogen verloren om variëteit tussen kinderen en jongeren te waarderen en verschillen te zien als waardevol voor de samenleving, stelt Wienen. “Ze moeten voldoen aan de economische norm”, zegt hij, “en als ze dat niet doen worden ze buitengesloten. Dit betekent dat een op de vijf het schijnbaar alleen volhoudt met professionele hulp. We verliezen interesse in ze als ze niet voorgesorteerd zijn op minimaal havo maar op mbo, terwijl die groep juist van enorm belang is voor onze samenleving.”
Hiermee hebben we een veelkoppig monster gecreëerd en daaraan heeft niet één partij de schuld, vindt Wienen. “De oplossing hiervoor begint met dit probleem weer politiek maken”, zegt hij. “De vraag hoe we willen omgaan met deze kinderen en jongeren verdient een hoge plaats op de politieke agenda. Landelijk én in de gemeenteraden. Daarbij moet ook kritisch worden gekeken naar het onderwijs. Er is een enorm tekort aan leraren, terwijl het quotum aan jeugdhulpverleners juist groeit. Die ontwikkeling moet de andere kant op, het is politieke verwaarlozing dat dit kan gebeuren. In het onderwijs is veel meer personeel nodig om de basis op orde te krijgen: namelijk voor elk kind een leraar die kan werken vanuit de pedagogische relatie met het kind. En bovendien ruime gebouwen die kinderen en jongeren veel meer mogelijkheden bieden om dingen samen te doen en te werken aan inclusief onderwijs.”
Natuurlijk spelen de ouders ook een rol, erkent Wienen. “Maar ook zij zitten in deze context die we als samenleving collectief hebben gecreëerd”, zegt hij.
Geld versus inhoud
Natuurlijk moet de jeugdhulp beschikbaar blijven voor die kinderen en jongeren die die echt ziek zijn of echt in complexe situaties zitten. “De wachtlijst is niet per se een goede indicatie of de jeugdhulp daarvoor voldoende ruimte biedt”, zegt hij. “Daarop staan nu ook de kinderen en jongeren van wie je je kunt afvragen of de jeugdhulp voor hen wel de juiste route is. De focus moet liggen op de kinderen en jongeren die opgroeien in zorgmijdende gezinnen.”
In de gemeentelijke agenda’s ziet Wienen steeds meer het besef dat dingen moeten veranderen. Hij zegt: “In de afgelopen periode ging het vooral over geld, maar dat is aan het veranderen. Gelukkig, want de komende vier jaar zullen gemeenteraden echt een stap moeten zetten naar een ander beleid. Ik baal er dan ook van dat het in het coalitieakkoord toch weer vooral over geld gaat, want dat leidt de aandacht af van de inhoud. Te weinig wordt de relatie gelegd tussen hoe we omgaan met de uitvallers onder de kinderen en jongeren. Dat wordt echt nog los gezien van wat er in het onderwijs gebeurt, terwijl juist die samenhang zó belangrijk is. Positief is wel dat we nu een minister hebben die zich bezighoudt met armoedebeleid. Veel problemen worden nog toegeschreven aan individuele kinderen of jongeren, terwijl armoede van het gezin het echte probleem is.”
Auteur: Frank van Wijck